In aanloop naar de verkiezingen voor het nieuwe Europees Parlement op 6 juni 2024 gaat Erik van Lith van GroentenFruit Huis in gesprek met kandidaten die meedoen aan de Europese Parlementsverkiezingen. Aan het woord is Bart Millenaar, nummer 7 van de VVD.
Bart Millenaar, VVD. Afkomstig uit het Brabantse Dussen, op dit moment werkzaam en woonachtig in Brussel. Op het melkveebedrijf van zijn ouders groeide Bart op, maar hij besloot na zijn studies Veehouderij aan de HAS in Den Bosch en Landbouweconomie in Wageningen om in Brussel te gaan werken als beleidsadviseur van VVD-Europarlementariër Jan Huitema. Daar heeft hij de afgelopen drie jaar onderhandeld over verschillende landbouw- en milieuwetgevingen. Voor de Europese Parlementsverkiezingen van 6 juni staat hij op plaats 7 van de kandidatenlijst van de VVD.
Wat is uw visie op de Europese Unie?
Ik zie groot belang in de Europese Unie. Een Unie die is gebaseerd op vrede en veiligheid, waarbij de land- en tuinbouw een van de belangrijke pijlers is. Het land- en tuinbouwbeleid is steeds meer gaan verduurzamen en vergroenen. Dat biedt kansen, maar een visie op de uitvoerbaarheid ontbreekt. We hebben de mond vol over groene doelen, maar tegelijkertijd worden veel innovaties die ons helpen om de doelen te halen, geblokkeerd door Europees beleid. Daarom is het belangrijk om de komende jaren meer ruimte te geven aan innovatie in Europa en Nederland in het bijzonder. Wat mij betreft moet de EU haar rol dus omdraaien: in plaats van blokkeren moeten nieuwe technieken in de tuinbouw juist proactief worden gestimuleerd.
Hoe kijkt u aan tegen de groente- en fruitsector?
De groente- en fruitsector is een sterke marktsector; de hoeksteen van een gezond dieet. Vanuit de Green Deal wordt groente en fruit positief gewaardeerd. Waar echter onvoldoende oog voor is, is het belang van het behouden van de productie van groenten en fruit in onze eigen regio. We mogen trots zijn op onze 'tiny country that feeds the world', de groente- en fruitsector levert daarmee een prestatie van wereldformaat. Nu wordt vooral de sector ingekaderd, maar het zou moeten gaan over de vraag hoe de sector vooruit geholpen kan worden.
Wat heeft u bereikt en/of wilt u bereiken in het Europees parlement?
Ik wil dat Europa proactief innovatie gaat stimuleren, in plaats van blokkeren. Een mooi voorbeeld daarvan is gewasbescherming. Nu duurt het vaak nog meer dan acht jaar voordat een nieuw beschermingsmiddel goedgekeurd wordt. Dat moet niet alleen veel sneller, maar wat mij betreft gaat Europa zelf bij ondernemers langs om te vragen welke innovaties ze op de plank hebben liggen. Om ondernemers te helpen moeten ondernemersloketten worden geopend; hier kunnen ondernemers terecht met vragen hoe ze invulling kunnen geven aan de doelen die door de EU gesteld zijn. Dus meer zicht op de stappen die kunnen worden doorlopen om aan de doelen te voldoen.
Hoe zou u de ondersteuning en bevordering van duurzame praktijken in de groente- en fruitsector willen aanpakken binnen het Europees parlement?
Laten we beginnen met het toelaten en stimuleren van de innovaties waarvan we nu al weten dat ze werken: nieuwe veredelingstechnieken zoals Crispr Cas, groene gewasbeschermingsmiddelen, bodemverbeteraars, robotisering en AI. Dan zijn we al een heel eind met onze duurzaamheidsdoelen. Daarnaast zou het beleid veel beter moeten aansluiten bij bestaande initiatieven uit de sector. Een mooi voorbeeld hiervan is de Product Environmental Footprint ‘PEF’- methode, waarmee de sector nu al de milieu-impact van producten in kaart brengt. Ik zou zeggen: gebruik zo’n tool dan om integraal doelen te stellen, in plaats van telkens specifieke maatregelen te eisen.
Hoe ziet u de rol van de Europese Unie in het bevorderen van eerlijke handelspraktijken, zowel binnen Europa als in internationale handelsrelaties?
De politiek is veel te kritisch naar de handel, zowel import als export. Daar moeten we ons juist meer op richten. Vrije handel is enorm belangrijk voor onze welvaart. Maar vanuit het oogpunt van onze strategische autonomie, is het zaak om bij groene doelen ervoor te zorgen dat onze eigen sector niet wordt weggepest, terwijl producten met een lagere standaard wel op de markt blijven komen. De EU moet daarom kritisch blijven op de uitvoerbaarheid van haar eigen ambities en daarom stapsgewijs steeds verder dezelfde standaarden opleggen voor de import van landbouwproducten. Bij de huidige handelsakkoorden is land- en tuinbouw vaak een ondergeschoven kindje. Binnen de akkoorden zou veel meer aandacht moeten komen voor het belang van vrije handel in de tuinbouw!
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met communicatie.